1

Canon van de vroegste geschiedenis van Noord (tot 1919)

Waterland
Amsterdam viert in 2025 het 750-jarig stadsrecht. Pas in 1921 werden de dorpen van Waterland bij de gemeente Amsterdam gevoegd. Voor 1921 waren de dijkdorpen Buiksloot, Nieuwendam, Schellingwoude en Durgerdam en de landdorpen Zunderdorp, Ransdorp en Holysloot nog zelfstandig. De geschiedenis van Amsterdam Noord vóór 1921 was vooral de geschiedenis van de Volewijck, de Buiksloterham en de Nieuwendammerham.  In een zeer beknopte geschiedenis wordt veel weggelaten. We noemen enkel van de belangrijkste ontwikkelingen en gebeurtenissen.

De Volewijck
Hoewel het water en de landtong Volewijck aan Buiksloot grensden, waren die in het bezit van Amsterdam. Op de zuidwest-punt stond de galgeput waar de stad terechtgestelde misdadigers ter afschrikking ophing Verder was het een weidegebied met rietland langs de oevers en mogelijk waren er vissershutten.

De Buikslotermeer
De Buikslotermeer werd al in 1629 drooggemalen. Men hoopte op vruchtbare landbouwgrond, maar de poldergrond bleek alleen geschikt voor grasland. De polder werd een uitgestrekt weidegebied boven de dijkdorpen Buiksloot en Nieuwendam.

Het water van de Buiksloterham
Tot 1851 stroomde daar het zeewater van het IJ, een uitloper van de Zuiderzee die Noord-Holland bijna in twee stukken sneed. Links van landtong de Volewijck, met aan de andere kant was een inham: de Buiksloterham. Amsterdam gebruikte dat water als modderdepot, want er moest in het IJ veel gebaggerd worden om de vaargeul voor de grote driemasters op diepte te houden.

De veerverbinding met Waterland
Wie van Amsterdam naar Waterland wilde, moest net als nu het IJ oversteken. De veerdienst werd onderhouden met zeilschepen die in weer en wind moesten proberen door alle waterverkeer heen zo snel mogelijk aan de overkant te komen. Maar door stroming, hoge golven en ongunstige wind, kon zo’n tochtje langdurig en weinig comfortabel zijn. De schepen vertrokken in Amsterdam aan de kop van het Singel en legden uiteindelijk aan in de oude veerhaven van Buiksloot, die een flink stuk ten Westen van de Buiksloterkerk lag. De passagiers staken lopend de dijk over en konden dan met platte trekschuiten Waterland in.

De Buikslotertrekvaart
In 1661werd er een kanaal geopend dat van de zuidpunt van de Volewijck tot aan Buiksloot liep. Het was door een flinke leger grondwerkers met de hand gegraven. De trekvaart had langs de westelijke oever een jaagpad. De veerschuiten vertrokken bij de Nieuwe Stadsherberg die voor de stad ij het IJ lag en staken over naar de punt van de Volewijck bij het Tolhuis staat. Vandaar werd de zeilschuit naar Buiksloot getrokken. Een paard met een knechtje erop, trok de schuit aan een jaaglijn die aan de mast was bevestigd. In Buiksloot meerde het veer aan, stapten de passagiers uit en aan de andere kant van de dijk lagen ook daar platte trekschuiten klaar voor de tocht naar Waterlandse steden zoals Purmerend, Monnickendam en Edam. Op een oude prent van het Tolhuis is daar rechtsachter de trekvaart te zien met een trekschuit.

Tolhuis en Nieuwe Stadsherberg
Oorspronkelijk waren steden omringd met een stenen muur en werden de stadspoorten ’s nachts afgesloten. Dat was in Amsterdam ook zo, maar ook de brede waterkant aan het IJ moest ’s nachts afgesloten worden. Daarom stonden er rijen dikke palen in het IJ met hier en daar een opening. Daar werd ’s nachts een met ijzer versterkte drijvende boomstam in gelegd die met kettingen en sloten werd vastgemaakt. Aan de buitenzijde van die ‘watermuur’ stond de Nieuwe Stadsherberg. Wie te laat aankwam, kon daar dan overnachten. Aan de andere kant van het water kreeg het Tolhuis ook die functie. Je kon er eten en drinken, overnachten en – als je daar het geld voor had – ook een klein rijtuig met paard huren, al dan niet met een koetsier. De Volewijck was in die tijd onbewoond, maar bij het Tolhuis woonden de herbergier en zijn gezin en bedienden en ook de knechts die de karren, koetsen en paarden verzorgden. De commissaris van het veer had zijn kantoortje in herberg ‘De Vergulden Wagen’ in Buiksloot.

Het Noordhollands kanaal en
de Willem I-sluis
In 1824 werden na jaren werken door drommen grondwerkers, timmerlieden en metselaars het Noorzeekanaal en de Willem I-sluis geopend. Daardoor hoefden zeeschepen niet meer de lastige route over de Zuiderzee te nemen om in Amsterdam te komen. Door de Volewijck werd de route van de verdiepte en verbrede trekvaart gevolgd. Bij Buiksloot werd een brede zwaaikom gegraven om de schepen in staat te stellen de waterkering te passeren. Die was ontstaan door op die plaats de Waterlandse zeedijk door te breken. Daarvoor moesten acht huizen worden gesloopt.
Grote schepen werden door een span van 8 tot wel 16 paarden getrokken, die onderweg op vaste posten ververst werden. Ze konden het traject tussen Amsterdam en Den Helder in ongeveer een etmaal afleggen. Gemiddeld heel veel sneller dan de route over zee. De Willem I-suis was in 1824 de grootste zeesluis ter wereld. Bij de sluizen kwamen woningen voor de sluiswachter en de sluiswerkers en voor het binnenveer werd een binnenhaven gegraven. Daar kwamen langs de Buiksloterweg wat woningen, winkels en herbergen. In 1864 werd naast de Willem I-sluis de grotere Willem III-sluis geopend en moest de Willem I-sluis vergroot werden: de grote sluiskolk werd daar 10 meter langer, de kleine meer dan 30 meter. Dus de kleine sluis die je nu nog ziet was oorspronkelijk nog kleiner en smaller.

De Buiksloterham wordt ingepolderd
In 1848 waren er overal in Europa opstanden en de Amsterdamse burgers en het stadsbestuur waren bang dat ook hier een revolutie zou uitbreken. Rijke burgers brachten snel geld bijeen om het werkloze gepeupel snel aan het werk te kunnen zetten. Die moesten de Buiksloterham afdammen om hem vervolgens leeg te kunnen malen. Maar toen het geld op was, het werk nog niet klaar en er geen opstand had plaatsgevonden, werd het werk gestaakt. Het stadsbestuur verkocht de grond van de Buiksloterham  aan Franciscus Wessellus Josephus Beukman (1783-1867) die een stoomgemaal liet plaatsen en de polder in 1851 drooglegde. Hij verkocht de helft van de grond aan de Texelse grootgrondbezitter Keijzer die de grond net als hij verpachtte aan boeren. Het bleek een rijk landbouwgebied dat goede oogsten gaf en waar op voor de tijd grote kavels modern gewerkt kon worden. Er werden peulvruchten en granen verbouwd.

Huis den Ham en de Laanweg
Beukman liet (op de plek waar nu de St.Ritakerk staat aan het Hagedoornplein) in de polder een grote herenboerderij bouwen en langs de Laanweg liet hij kleinere pachtboerderijen en arbeidershuizen bouwen. Maar verder bleef de Buiksloterham tot omstreeks 1900 nog geheel onbewoond. Tegen het einde de negentiende eeuw besefte Amsterdam eindelijk dat de grond opgekocht moest worden voor vestiging van kleine en grote industrie en voor het oplossen van de woningnood die toen al  steeds nijpender werd. Dat was nog een hele klus, was de grond was na het overlijden van Beukman en Keijzer, die beiden veel kinderen hadden, door vererving versnipperd en ook in handen gekomen van speculanten. Het duurde lang voor de gemeente zelf zover was woningen in de Buiksloterham te bouwen.

De Noordhollandse Tramweg Maatschappij (NHT)
In 1888 opende de NHT een stoomtram-verbinding van de zuidoever van de Volewijck naar Edam. De trambaan ging oorspronkelijk langs de Zuiderdijk van het Noordhollands kanaal om op via de Buiksloterdijk in Buiksloot af te buigen naar de Buikslotermeer. Later werd de tramweg in Noord verlegd naar de Meeuwenlaan. Passagiers moesten het IJ oversteken in een trambootje. Aan de noordoever van het II was een tramstation met een overstapperron.

Een moderne straat aan de boerse Laanweg
De eerste woningbouw in de Buiksloterham was het initiatief van een aantal ondernemende Amsterdammers die hoopten daar een slag te kunnen slaan. Ze bouwden vanaf 1898 een aantal losstaande huizen en enkele kleine blokken etagewoningen waarvan enkele winkelwoningen bevatten. Die stonden pal bij de nogal kleine en armoedige woningen van het Vinkenbuurtje en de boerderijen. De huizen werden aangeprezen als moderne ‘villa’s’ met voor- en achtertuinen en de straat werd van klinkers voorzien en werd na zonsondergang verlicht door drie booglampen. De elektriciteit werd geleverd door aannemer Mohrman die daarvoor de elektriciteitsvoorziening van zijn timmerfabriek benutte. De bewoners van de Laanweg konden die elektriciteit ook gebruiken voor een gloeilamp in de woonkamers. De foto’s van de straat zijn bijna alle van vlak voor de sloop eind jaren vijftig en geven een vervallen en armoedige aanblik. Misschien was de teloorgang van die sjieke straat onvermijdelijk. De huizen waren op de poldergrond gebouwd en moesten een eigen afwatering krijgen toen Amsterdam de terreinen daarnaast voor de woningbouw ging ophogen. Door de woningwet van 1901 was het ook niet meer zo gemakkelijk vrij woningen neer te zetten.

Valkenwegpont (1911) en de pont wordt gratis (1912)
Pas toen de industrie en de woningbouw in het oostelijke deel van Noord op gang kwamen, werd het in 1911 noodzakelijk een tweede pontverbinding te openen: de Valkenwegpont. Pas Op 6 mei 1912 maakte de gemeente Amsterdam alle stoomponten over het IJ gratis.Overigens was al eerder bij de Valkenweg een bootverbinding tussen de stad en het tramstation van de NZH dat naast de Willem III-sluis aan het IJ lag. Het trambootje sloot aan op de stoomtrams die vandaar vertrokken richting Waterlandse steden.

Opkomst scheepsbouw, industrie en woningbouw voor 1912
In de Nieuwendammerham, ten oosten van het Noorzeekanaal vestigden zich vanaf het eind van de 19e eeuw geleidelijk aan steeds meer scheepsbouw en zware industrie:  ADM (vanaf 1878), Ketjen (1900), Ducroo&Brauns,Kromhout en Verschure (1908) en DRAKA (1910). Veel van de arbeiders woonden uit de volksbuurten van Amsterdam.
In 1912 realiseerde de woningbouwvereniging Dr. Schaepman het eerste sociale woningbouwproject in de Spreeuwenparkbuurt. Het blok, ontworpen door architect J.H. Rijnja met drie lagen en een kap werd eigenlijk zeer tegen de wens van Keppler in gebouwd: hij wilde alleen laagbouw. Haaks op dit blok bouwde de Algemeene Woningbouwvereniging een door H.P. Berlage en J.C. van Epen ontworpen complex. Ook een deel van de Meeuwenlaan werd in die tijd met met drie woonlagen gebouwd .

Eerste Nederlandsche Tentoonstelling op Scheepvaartgebied
Van 6 juni tot 1 oktober 1913 vond op het Tolhuisterrein en op een stuk braakliggende grond in de Buiksloterham de ENTOS plaats: de Eerste Nederlandsche Tentoonstelling op Scheepvaartgebied. Het hoofdgebouw van de tentoonstelling met torens van 40 meter hoog werd ontworpen door architect H.J.M. Walenkamp, die op de Laanweg woonde. Voor de bewoners van het stedelijke en het agrarische deel van de Laanweg moet de ENTOS een bijzondere gebeurtenis zijn geweest. Leuk en interessant, maar op den duur ook hinderlijk. Het Lunapark grensde aan de achtertuinen van de herenhuizen van de Laanweg. ’s Avonds waren ‘Oud Holland’ en het Lunapark elektrisch verlicht, de bezoekers maakten veel lawaai en er klonk de hele avond muziek. Er waren verschillende cafés met terrassen en onder andere een achtbaan, een reuzenrad, een tobogan (een hoge spiraalvormige glijbaan), een draaimolen en een water-roetsjbaan. ’s Avonds werd er vaak vuurwerk afgestoken.

Zwembad Obelt en nooddorp Erica (Obelt)
De woningnood was zo groot in Amsterdam was zo groot dat er snel huisvesting moest komen voor gezinnen die bij onbewoonbaarverklaring van krotwoningen op straat kwamen te staan. SDAP-wethouder Wibaut wist daarvoor geld vrij te maken en de directeur van de Gemeentelijke Woningingdienst, Arie Kepler, kreeg de opdracht haast te maken. Daarom werd in 1915/1916 in allerijl langs de Grasweg nooddorp Erica gebouwd. Het was zo eenvoudig en goedkoop in elkaar gezet dat men al gauw sprak over ‘de sinaasappelkistjes van Wibaut’. Ericadorp werd al gauw Obelt genoemd omdat het vlak bij het zwembad Obelt langs de Grasweg lag, ongeveer waar filminstituut Eye nu staat. In de Nieuwendammerham, aan de andere kant van het Noordhollands kanaal werd vanaf 1911 gebouwd rond het Spreeuwenplein en langs de Meeuwenlaan. Daar ontstonden in Noord de eerste woningen voor de volkshuisvesting.

Watersnood 1916
Voordat de Afsluitdijk (1932) er was, waren de dijken van Noord-Holland langs de Zuiderzee erg kwetsbaar. In de loop van de eeuwen waren er vele kleine en grote dijkdoorbraken zoals die van 1775 en 1825. In de nacht van 13 op 14 januari 1916 brak de dijk bij Katwoude en Zuiderwoude/Uitdam door. Daardoor kwam een groot deel van Waterland onder water te staat. Niet alleen de zeedijk was doorgebroken, ook polderdijken begaven het. Er kwamen twintig mensen en heel veel dieren om in de golven. Veel gezinnen verloren hun huizen en werden geëvacueerd.
Het kwam goed uit dat er binnen de Stelling van Amsterdam tijdens de Eerste Wereldoorlog van 1914-18 veel gemobiliseerde militairen waren (zoals op het voormalige ENTOS-terrein). Die werden ingeschakeld bij de bewaking van de overstroomde gebieden en bij de hulpverlening.

Vogeldorp (1918) en Disteldorp (1919)
In de oude volksbuurten van Amsterdam woonde in iedere kamer een gezin van gemiddeld zes personen. Die buurten waren overbevolkt. Als men daar de krotten onbewoonbaar wilde verklaren moest er snel een nieuwe woningvoorraad komen. Daarom werden de kleine woningen van Vogeldorp en Disteldorp zo snel mogelijk gebouwd: op betonplaten, niet onderheid.
De kleine woningen zouden na 15 jaar worden afgebroken, maar ze zijn er nog steeds en worden nu zelfs voor flinke bedragen verkocht.

De Eerste Luchtverkeer Tentoonstelling Amsterdam (ELTA) 
Kort na de Eerste Wereldoorlog kwamen uit heel Europa vliegtuigbouwers en vliegers met hun toestellen naar Amsterdam. De nieuwe bewoners van de Van der Pekbuurt en Disteldorp zagen en hoorden van begin augustus tot half september dagelijks de vliegtuigen overkomen. Drommen bezoekers kwamen lopend over de Ranonkelkade of over de Middenweg (de latere Hagendoornweg) naar de tentoonstelling, het lunapark en het vliegveld. Na zonsondergang waren er door grote schijnwerpers verlichte ‘luchtgevechten’.
Op dit moment is er in Museum Amsterdam Noord (het voormalige badhuis van Vogeldorp) de tentoonstellin ‘Noord vliegt’ over Noord en de ELTA. De tentoonstelling is van donderdag tm zondag open van 13-17 uur. Je ziet er veel foto’s, films en schaalmodellen.

Van der Pekbuurt in aanbouw
Ir. Arie Keppler, vanaf 1915 directeur van de Stedelijke Woningdienst wilde dat de volkswoningbouw in Noord laagbouw zou blijven: maximaal twee woonlagen en een zolderverdieping. Architect Van der Pek kreeg de opdracht een hele woonwijk te ontwerpen. Alleen het gedeelte tussen Van der Pekplein en Oleanderstraat en Meidoornplein werd in 1919 gerealiseerd. De blokken rond het Lupineplein waren toen in aanbouw. Van der Pek heeft maar een deel van de bouw gezien: hij overleed plotseling op 23 maart 1921. Zie: 100jaarvanderpek.nl  Alle woningen kregen een eigen opgang en een tuintje of een balkon of loggia. Voor het eerste stuk van de Van der Pekbuurt hanteerde Van der Pek elf verschillende woningtypen. Dat had onder andere te maken met de knikken in de waaiervormige straatjes.
HCAN streeft ernaar het voormalige melkwinkeltje Begoniastraat 6 huis voor sloop te behoeden: het bevat bij toeval nog de indeling en veel van het vloer-, tegel-, hout- en schilderwerk van 1919.

Bron: De Geschiedenis van de Buiksloterham, deel 1, 2 en 3




100 jaar Van der Pek

100 jaar Van der Pekbuurt: hoe was het leven daar toen?

Op 23 maart start het activiteitenprogramma 100 jaar Van der Pekmet een informatiebijeenkomst in de Tolhuistuin (15.00-18.00 uur). Het Historische Centrum Amsterdam Noord (HCAN) presenteert daar resultaten van nieuw onderzoek en de opzet van een tentoonstelling over het leven en werken in de Van der Pekbuurt tussen 1919 en 1929. Die tentoonstelling wordt op 24 augustus geopend. We organiseren in de komende maanden ook een aantal buurtwandelingen. 

Meehelpen? Dat kan. We zoeken vrijwilligers die mee willen helpen bij het onderzoek en het voorbereiden van de tentoonstelling en de wandelingen. Ook hebben we hulp nodig bij het uitvoeren ervan.

100 jaar migratiewijk

Toen in het voorjaar van 1919 het eerste deel van de Van der Pekbuurt werd opgeleverd, was architect Van der Pek al overleden. De nieuwe bewoners die zich er in de loop van 1919 vestigden, kwamen voor het grootste deel uit te kleine, verkrotte of onbewoonbaar verklaarde woningen elders uit de stad. Maar een groot deel kwam rechtstreeks uit andere delen van het land. En voor de meeste nieuwe bewoners gold: de volwassenen waren niet in Amsterdam geboren. De hoofdbewoners waren ongeschoolde en geschoolde arbeiders en witteboorden-werkers. De Van der Pekbuurt was vanaf het prilste begin een migratiewijk. 

Tijdens de ELTA in 1919: Van der Pekplein, Anemoonstraat en Begoniastraat geheel, enkele blokken van Van der Pekstraat, Oleanderstraat, Jasmijnstraat en Meidoornplein.

Tentoonstelling over de Van der Pekbuurt 1919-1929

Er zijn maar weinig foto’s uit de eerste jaren van de van der Pekbuurt en de vroegste bewoners kunnen hun verhaal niet meer vertellen. Toch is er door archief- en familieonderzoek nog veel te achterhalen van wie zij waren en hoe zij er woonden en werkten. In de tentoonstelling willen we het leven in de Van der Pekbuurt van toen zichtbaar en voelbaar maken. De voorbereidingen zijn in volle gang. In de komende maanden laten we via de website al een en ander zien. Zoals deze reconstructie van de voormalige melkwinkel Begoniastraat 6. 

De Buiksloterham en de ELTA

De woningen van de eerste bouwfase van de Van der Pekbuurt waren pas in mei/jui 1919 klaar. De huizen bevonden zich dichtbij het vliegveld van de Eerste Luchtvaarttentoonstelling Amsterdam (ELTA) die van 1 augustus tot 14 september 1919 werd gehouden. Zes weken lang kwamen drommen belangstellenden langs de Ranonkelkade of door hun buurt om naar de tentoonstelling, het Lunapark of de luchtshows te gaan. De hele dag snorden er kleine en wat grotere vliegtuigen boven de Van der Pekbuurt. De muziek van het lunapark was er tot laat in de avond te horen. In het Museum Amsterdam Noord is binnenkort een kleine tentoonstelling over de ELTA te zien. 

De Buiksloterham in 1919: boven het Van Hasseltkanaal het tentoonstellingsterrein en het lunapark van de ELTA, boven de latere Hagedoornweg het vliegveld. 

Wie er meer over wil lezen kan nu al terecht in deel 3 van De Geschiedenis van de Buiksloterham. Daarin wordt het verhaal van de ELTA in vijftig pagina’s verteld, met veel illustraties. Het boek is te koop bij het Historisch Centrum Amsterdam Noord voor € 17,50.




Wie woont nu op het vliegveld van de ELTA?

In 1919, kort na de Eerste wereldoorlog, vond er in de Buiksloterham een grote internationale luchtvaarttentoonstelling plaats. Daarvoor kwamen uit de geallieerden landen veel militaire vliegtuigen en hun vliegers en mecaniciens naar Amsterdam Noord. Ze werden voor die gelegenheid omgetoverd tot burgertoestellen. Wekenlang snorden boven het IJ de modernste vliegtuigen uit die tijd. Wie geen geld had om het tentoonstellingsgebouw, het vliegveld met de tent-hangars en het Lunapark te bezoeken, kon op de Buiksloterdijk en vanaf de kanaaldijken van de Buiksloterham gratis de demonstratievluchten volgen.Schermafbeelding 2019-02-17 om 11.50.54.png

Zicht naar het noorden. Op deze reconstructie is in de verte het vliegveld te zien dat als zuidgrens het Van Hasseltkanaal en de huidige Hagedoornweg had. (Het grote Overhoeks-gebouw stond er natuurlijk nog niet.)

Schermafbeelding 2019-02-17 om 11.59.19.png

Zicht naar het zuiden: bovenaan Disteldorp dat in 1917 net bewoond was, daaronder het Van Hasseltkanaal, daaronder links een stukje van het vliegveld en daarnaast het tentoonstellingsterrein. (De tentoonstellingsgebouwen werden na afloop door Fokker in  gebruik genomen als de fabriekshallen.

50 rijk geïllustreerde bladzijden met meer informatie over de ELTA zijn te vinden in deel 3 van De geschiedenis van de Buiksloterham. 

Het Museum Amsterdam Noord opent in het voorjaar een tentoonstelling over de ELTA. Nadere gegevens volgen.

 




Koninginnedag 2018

Margreet Visser schreef in 2013 een boekje over de viering van Koninginnedag in Buiksloot, zoals die meer dan 100 jaar geleden daar jaarlijks plaatsvond. Ze laat dat zien met veel foto’s die niet eerder werden gepubliceerd. De vieringen in Buiksloot waren een afspiegeling van de vieringen in Amsterdam. Het boekje vertelt over het ontstaan van Prinsessendag en koninginnedag en besteedt ook aandacht aan de vieringen van de inhuldiging van koning Wilhelmina in 1898 en een eeuw onafhankelijkheid in 1913.

Op Koningsdag 27 april 2018 was een herdruk van het boekje
eenmalig te koop voor € 10
bij het veldje waar de volksspelen in rond 1904 plaatsvonden:
voor Buiksloterdijk 146-138 tussen 10 en 12 uur. De bewoners van de Buiksloterdijk kregen daar bericht van.

Het boekje is nu te koop bij de boekhandels Over het Water en Plantage Van der Plas voor € 12,50.

 

 




Uitzicht brugwachtershuisje Buiksloterdraaibrug

De hotelkamer in het brugwachtershuisje bij de Buiksloterdraaibrug heeft een prachtig uitzicht op het Westeinde van Buiksloot.

 

Dat uitzicht, maar dan van buiten herberg De burg van Alkmaar, werd bijna 200 jaar geleden getekend door Gerrit Lamberts.

 

Zie: situatie 200 jaar geleden

Zie: situatie 100 jaar geleden




100 jaar geleden bij de Buiksloterdraaibrug

Bijna tweehonderd jaar geleden, in 1824, was de situatie bij de pas aangelegde Buiksloterdraaibrug ongeveer zo:

 Op de plaats waar nu het brugwachtershuisje staat, was toen de vermaarde herberg De Burg van Alkmaar. De schutsluis was nog niet gedempt. De kern van Buiksloot lag toen rond de schutsluis. Daar waren de café’s en de winkels.

 

Honderd jaar later (rond 1916) was de situatie veranderd. Wat is daarvan op foto’s en ansichtkaarten te zien?

 

 

De draaibrug over de Waterkering gezien naar het Westeinde. Op de brug zijn de brugwachter en een knecht bezig met onderhoud. Een van hen heeft zijn jas aan de lantaarnpaal opgehangen.

 

Dezelfde situatie, maar dan van verderaf genomen is te zien op de volgende foto. De fotograaf stond bij de doorgang naar de Buikslotermeerdijk: de weg langs het Noord-Hollands kanaal naar Purmerend enz. Slager Post staat in de deuropening van wat voor 1929 de slagerij van Sohl was, daarnaast staat vrouw Veldman in haar deuropening, haar man ventte met groenten. Links staan wat mensen ter hoogte van de kruidenierswinkel van Veenstra. Iets daarvoor was het huisje van groentenvrouw Dina Steffens (zie foto). Op de draaibrug rijdt een vrachtwagen.

 

 

De volgende foto is het Oosteinde vanaf de kant van de draaibrug in beeld gebracht. Het huis links is de bakkerij van Gorter, dan volgt het aflopende pad waar vroeger de schutsluis was. En tegenover de bakkerij is het café van Veldman. Bij de kar rechts staat kruidenier Veenstra die vanwege zijn lengte ‘Klein Basie’ werd genoemd. De kinderen verderop staan voor het huis op de hoek van de doorgang naar de Buikslotermeerdijk en de weg naar Purmerend enz.

De volgende foto (1910) is vanaf dat punt genomen. Links vooraan is het gebouw dat afgebroken werd om de doorgang naar de Buikslotermeerdijk te vergroten. Daarnaast staat Café Noord-Holland (sinds 1907). Op de foto is de 4e jongen van links Bert Gorter, de zoon van de bakker. Achter de kinderwagen staat Rika Sohl, in de wagen ligt haar zusje Truus en ernaast Corrie, alledrie dochters van de slager. Bert Gorter zou later met Corrie Sohl trouwen.

Achter Café Noord-Holland was een speeltuin, een pijl tussen het café en de bewaarschool daarnaast wijst de ingang van de speeltuin aan.Op de foto hiernaast is de speeltuin vanaf de Buikslotermeerdijk gefotografeerd. Je ziet schommels, ringen en een rekstok.  Turnen was in die tijd een populaire bezigheid. Links is de achterzijde van de bewaarschool te zien. 

Vanaf hetzelfde punt, maar dan iets meer naar rechts gekeerd, is in 1916 bij de Watersnood de volgende foto genomen. Je ziet de bebouwing langs het neergaande pad waar vroeger de schutsluis was. In het grote pakhuis was de grutterij gevestigd. Langs de sloot die nu overspoeld is door het zeewater staan de poephuisjes. In de verte is de kanaaldijk te zien die naar Krijtmolen d’Admiraal voert. De laatste foto toont de andere zijde van het kanaal: de Oostelijke Buikslotermeerdijk richting Waterland.

 




Ansichtkaarten van J.M. Schalekamp, Buiksloot

J.M. Schalekamp (1844-1912) was rond 1900 een van de grootste uitgevers van ansichtkaarten van steden en dorpen, misschien zelfs de eerste. Er zijn zoveel kaarten van Buiksloot gemaakt doordat Schalekamp daar vanaf 1893 een fotografisch atelier met licht-, steen-, en boekdrukkerij had. Hij drukte niet alleen zijn eigen prentbriefkaarten en boeken, maar ook die van andere uitgevers.
De drukkerij was gevestigd ineen statig herenhuis op Buiksloterdijk 130 (in het stuk dat  voor het tracé van de IJ-tunnel in de jaren zestig werd afgebroken). Daar tegenover was de tramhalte van de Noord-Hollandse Tramweg Maatschappij. Op de kaart links is de dienstregeling afgedrukt. Op de kaart rechts staat mevrouw Schalekamp voor haar huis, iets verder staat mevrouw Schalk-Paris. De twee huizen in de verte zijn Buiksloterdijk 138 en 136 (dat is nu het laatste huis van de dijk).

Over Schalekamp’s prentbriefkaarten is veel bekend. Tot omstreeks 1905 maakte hij van Amsterdam 190 kaarten, van Buiksloot 54, van Broek in Waterland 24, van Durgerdam 9 en van Zunderdorp 7. De prijzen waren zeer laag, namelijk f 7,50 voor 1000 lichtdrukkaarten, dus nog geen cent per stuk.

Op veel prentbriefkaarten van voor 1905 schreven de mensen om de foto heen hun berichtjes en groeten. Waarom? Briefkaarten bestonden toen al langer, maar in 1892 regelde de nieuwe Postwet dat niet alleen de posterijen, maar ook particuliere bedrijven kaarten mochten uitgeven, als ze zich aan regels van formaat e.d. hielden. De adreszijde was alleenvoor adreszijde en postzegel. Vandaar dat men toen vaak aan de beeldzijde om de afbeelding heen ging schrijven. In 1905 werd de adreszijde door een verticale streep in tweeën verdeeld, zodat adres en bericht gescheiden werden. Inmiddels is het versturen van ansichtkaarten al bijna uit de tijd doordat je met je mobieltje veel sneller groeten en felicitaties stuurt.

Op de kaart rechts is te zien dat waar alleen bomen staan een ruimte is uitgespaard voor een bericht, beginnend met ‘Buiksloot,’.

In 1904 beklaagde Schalekamp zich erover dat zijn originele fotowerk al 35 jaar wederrechtelijk werd nagedrukt. ‘Vooral de Duitsers, die zo hard schreeuwen over de roofstaat Nederland, mogen wel eens bedenken, dat zij geen haar beter zijn dan de plagiaat-plegers in ons land.’  Schalekamp gaf overigens toe zelf ook wel eens wat illegaal te kopiëren.

In 1907 liep de hele Buiksloterdijk te hoop toen de politie een grote huiszoeking bij Schalekamp deed die bijna de hele dag duurde. Hij werd, zoals later bleek onterecht, verdacht van het drukken van valse bankbiljetten van f 40,-. Hij raakte daarvan erg overstuur en overwoog zelfs weg te gaan uit Buiksloot, waar men hem op straat nariep met ‘valsemunter’. Toen hij in 1912 overleed, zette zijn zoon de zaak onder dezelfde naam in Buiksloot voort. In 1926 vertrok hij naar Amsterdam.

 




Foute onderschriften Watersnood Buiksloot 1916

In tijdschrift Het Leven werden in 1916 twee foto’s getoond die tijdens de Watersnood in Buiksloot zouden zijn gemaakt. Het Geheugen van Nederland nam de onderschriften over: ‘Overstroming, Watersnood. Dakloos geworden Buiksloters vinden onderdak in de kerk en hebben zich geïnstalleerd met de weinige huisraad die ze hebben kunnen redden.  Nederland, Buiksloot, 1916.’ En bij een andere foto: ‘Dijkdoorbraak, watersnood, overstromingsramp 1916 te Buiksloot. Lopend over houten vlonders brengen de mensen nog wat geredde spullen naar de kerk, waar hen tijdelijk onderdak is verleend. Nederland, Buiksloot, 1916.’ 

Wie goed kijkt en de situatie in Buiksloot kent, ziet dat het afgebeelde kerkinterieur niet klopt.  De Buiksloterkerk is minder breed, de kroonluchters waren destijds anders, er is links geen zuilengang met banken rond de zuilen, de preekstoel is groter en heeft andere ornamenten, en aan het hek van de dooptuin zit een andere, hogere koperen poort.

De kerk in Buiksloot werd bovendien tijdens de Watersnood van 1916 gebruikt voor de Openbare school die in de Buikslotermeer stond en onder water gelopen was. De kinderen kregen er dagelijks les. Allemaal in één ruimte. Ja, maar dat waren ze in de school ook gewend.

Bij de foto van de mensen buiten de kerk kloppen er op het eerste gezicht ook al enkele details niet. De kerk op de foto is veel te hoog en heeft veel meer steunberen dan die in Buiksloot, het schijntransept (de uitbouw aan de zijmuur) is er niet, er staan hoge bomen dicht tegen de gevel aan, de ramen hebben een andere onderverdeling. En er staat een straatlantaarn en er is een straatnaambordje (?) te zien. Het is ook vreemd dat de mensen – als het in Buiksloot geweest zou zijn – de spullen niet vanaf de straat maar vanaf het kerkhof aandragen. Ook deze foto is in 1916 in Broek in Waterland gemaakt.

Het Geheugen van Nederland kan zich net als iedereen vergissen

 




Kolven of golfen in Amsterdam-Noord?

De Schotten denken er anders over, maar kolven is echt veel ouder dan golfen. Het werd hier al in de Middeleeuwen beoefend. Kijk maar naar oude prenten en schilderijen. Op het ijs kon je kolven zonder verplichte consumpties.
In Buiksloot waren in de 18e en aan het begin van de 19e eeuw zeker zes kolfbanen in of bij herbergen. Langs de Waterlandse zeedijk : Het Hof van Holland (2), De Wijnberg (1), Het Rode Hart (1). Aan de Buikslotermeerdijk (nu de Oostelijke dijk van het Noord-Hollands kanaal): Meerlust (2). Niet ver van golfbaan Waterland Amsterdam.

Je speelde bij het kolven meestal om geld en er werd rond de baan flink gerookt en gedronken. De toeschouwers konden vaak langs de baan zitten. Er waren in Buiksloot ook enkele privé-kolfbanen in de pleziertuinen van rijke Amsterdammers of zeekapiteins langs de Waterlandse zeedijk. Daar konden ze het lawaai, de drukte en de stank van de stad even ontvluchten. (Zie: De Geschiedenis van de Buiksloterham, deel 1)

Het kolfspel
Je speelt met houten (of rubberen) ballen op een vlakke langwerpige baan met opstaandekanten (het rabat) waartegen de bal mag kaatsen. Je slaat met een houten stok met een ijzeren voet.

Bij de uiteinden staan palen (licht hellend naar het midden). Je mag per partijtje drie slagen doen: 1. de uitklap, 2. de opklap en 3. de puntenklap.

  1. Je slaat de bal vanaf de kant van de voorpaal en probeert de achterpaal aan de andere zijde te raken.
  2. Als dat lukt mag je de bal op een gunstige plek op de cirkel leggen. Lukt dat niet dan moet je bal slaan waar die ligt. Bij de uitklap sla je de bal kaatsend via de achterpaal terug richting voorpaal.
  3. Bij de puntenklap moet je de bal op dezelfde manier via de voorpaal in de richting van de puntenvakken bij de achterpaal slaan. De plek waar de bal blijft liggen bepaalt de score: maximaal 12 punten.

De ballen elkaar mogen raken en je kan met de ligging van de bal een ander kan hinderen in zijn slag. Het spel komt op behendigheid en tactiek aan. Hoe langer de baan is, hoe moeilijker het spel. Een wedstrijdje gaat altijd om vijf strepen: bij elke gewonnen partij gaat er een streepje af. Je krijgt geen punten als je de paal bij opklap of puntenklap hebt gemist of wanneer je over de bal heen slaat of met je kolf de paal raakt.

Zie ook: Kolfbond




SLOOP LAANWEG? Niet voor het eerst

De voorgenomen afbraak van de Laanweg-flats is nu volop in het nieuws.  Zestig jaar geleden zorgde de afbraak van de woningen aan de Laanweg minder ophef. Niets herinnerde toen nog aan de moderne straat die daar vanaf 1898 verrees.

De energieke Amsterdammers Louis G. Mohrmann en  Joannes L. Meester bouwden dichtbij de Willemsluizen langs de rand van de Buiksloterhampolder statige etagewoningen met voor- en achtertuinen die in tweeën konden worden bewoond. Met de elektriciteit die Mohrmann in zijn timmerfabriek opwekte konden de huizen ’s avonds verlicht worden en de straat had – eerder dan de stad – elektrische verlichting. Hun voortvarendheid was tegelijk hun valkuil. In 1901 werd de Woningwet van kracht. Nieuwe bouwplannen moesten aan veel strengere eisen voldoen. En als pioniers hadden ze er bij de bouw van de Laanweg geen rekening mee gehouden dat de gemeente de polder niet lang daarna voor volkswoningbouw en industrie zou ophogen. Hun woningen kwamen daardoor in een ‘kuil’ te liggen en hun kleine deel van de polder moest apart bemalen worden. Toen de straat vanaf begin jaren zestig definitief afgebroken werd, gold het protest vooral het grote verenigingsgebouw ‘De Kuil’ dat ook moest verdwijnen.

Veel meer over de vroegste geschiedenis van de oorspronkelijke Laanweg is te lezen in De Geschiedenis van de buiksloterham, deel 3http://www.buiksloot.com/?page_id=222