Vanouds stond er op de punt van de Volewijck een tolhuis, een herberg die ook als veerhuis fungeerde en waar men rijtuigen met en zonder koetsier kon huren.
Op 27 januari 1858 besloot Amsterdam dat naast het oude veerhuis een nieuw uitspanningslokaal zou worden gebouwd op de stadsgronden ten noorden van het IJ. Dat gebouw staat er nu nog. Er werd toen bij het Tolhuis een grote tuin aangelegd met onder andere een muziektent. Vanuit de stad konden Amsterdammers de tuin en het Tolhuis met de stoomraderboot bereiken. Het Centraal Station was nog niet gebouwd, zodat je vanuit de Tolhuistuin een prachtig zicht had op het panorama van de haven en de stad. Algemeen Weekblad van 25-05 1859: ‘De zalen zijn ruim en frisch, het ameublement uitstekend netjes, het buffet met smaak ingerigt en het uitzigt over het IJ met zijn zeilen en masten, op de stad en omliggende streken waarlijk schoon. Aanvankelijk wordt dit geschenk door de Amsterdammers naar waarde geschat; jongstleden zondag deed de boot á 15 cents heen en terug, 65 reizen volgeladen; het aantal bezoekers bedroeg op dien dag alleen, ondanks de N.O.–wind omstreeks 2000.’ Vanaf het voorjaar van 1862 werden er openluchtconcerten gehouden. De Tolhuistuin werd een van de grootste vermaakcentra in Amsterdam. In de zomermaanden werd er vaak een groots vuurwerk afgestoken wat veel extra bezoekers trok. Maar aan het begin van de 20e eeuw werd het lastiger de exploitatie winstgevend te houden. In 1912 werd door Amsterdam het pachtcontract opgezet. In 1913 vormden het Tolhuis en de tuin een onderdeel van de Eerste Nederlandsche Scheepvaart Tentoonstelling (ENTOS).
Recente reacties
- anja van bunnik op Canon van de vroegste geschiedenis van Noord (tot 1919)
- Anja van Bunnik op Reeds verschenen
- Anja op De ‘nog-lijn’ van Margreet Visser
- Frans Polman op De ‘nog-lijn’ van Margreet Visser
- Eva Jansen op Margreet Visser – 15 april 1944 – 11 juni 2016
Archieven
Categorieën
Meta